Vijf oorzaken van postoperatieve gevoeligheid


Esthetiek neemt tegenwoordig een belangrijke plaats in binnen de dentale branche. Daarom zijn steeds meer tandartsen op zoek naar mogelijkheden om hun techniek bij het werken met composiet te verbeteren. Een van de meest voorkomende uitdagingen is postoperatieve gevoeligheid. Wat zijn de belangrijkste oorzaken van postoperatieve gevoeligheid en hoe kunnen we ze voorkomen?

 

Vooral postoperatieve gevoeligheid bij klasse-I- en klasse-II-restauraties en bij jonge patiënten is een veel voorkomende uitdaging. Het is belangrijk om het vertrouwen van de patiënt te behouden en als de patiënt nog jong is ook het vertrouwen van de ouders. De oorzaak moet zorgvuldig worden gediagnosticeerd, vooral omdat eventuele problemen na het aanbrengen van de restauratie alleen kunnen worden opgelost door de restauratie te verwijderen en helemaal opnieuw te beginnen.


"Uit klinisch onderzoek is gebleken dat patiënten last hebben van diverse vormen van overgevoeligheid na een restauratie met composiet, vooral in de zijdelingse delen. Dit is een bekend probleem, zelfs als de restauratie geen zichtbare gebreken vertoont. Pijn is altijd een waarschuwingssignaal dat op mogelijke beschadiging wijst. En ook al is er geen sprake van een directe relatie met pathologische processen, pijn is een van de meest voorkomende redenen voor een tandheelkundige behandeling, zowel in openbare klinieken als privé-instellingen." Bron: Porto I, “Post-operative sensitivity in direct resin composite restorations: Clinical practice guidelines” (2012) Researchgate.

Hier zijn een paar van de belangrijkste oorzaken voor postoperatieve gevoeligheid en een aantal tips om ze te voorkomen:


1. DENTINE IS TE VOCHTIG OF TE STERK UITGEDROOGD NA ETSEN VOLGENS HET TOTAL-ETCHSYSTEEM

Als de dentine te vochtig blijft, kunnen er in de dentinetubuli microscopisch kleine waterblaasjes en bolletjes van het vulmateriaal ontstaan. Bij occlusale druk kunnen deze blaasjes ervoor zorgen dat er dentinevloeistof richting de pulpa wordt geperst, waardoor er postoperatieve gevoeligheid optreedt. Als de dentine te droog is, zakken de omringende collageenvezels in en wordt het moeilijk om de dentine te impregneren met de kunststof. Ook dan leidt kauwen tot gevoeligheid van het gebit.

"Er is geen eenvoudig antwoord te geven op de vraag wat ‘te nat’ of ‘te droog’ is. Dat houdt dus in dat total-etchproducten technisch uitdagend zijn. Bij gebruik in laboratoria op een vlak dentineoppervlak kan een relatief uniform ‘vochtig oppervlak’ worden gerealiseerd. In de praktijk bestaat echter de neiging om de pulpale of axiale wand van complexe caviteiten te sterk te drogen en om vochtophopingen te laten ontstaan bij de axiale en gingivale lijnhoeken. Hierdoor is het dentineoppervlak niet gelijkmatig bevochtigd en kan er geen gelijkmatige infiltratie van de kunststof plaatsvinden.” Bron: The Evolution of Dentin Bonding, Dentistry Today, Dr. Pashley

2. DENTINE IS TE LANG GEËTST

Te lang etsen van dentine kan leiden tot een te grote etsdiepte, zodat de adhesief de gezonde tandstructuur niet kan bereiken. Dieptes van ongeveer 2 à 2,5 μm zijn de uiterste grens; dieper etsen veroorzaakt leemtes die kunnen resulteren in een zwakke hechting of gevoeligheid van de gebitselementen. Gebruik altijd een etsmiddel met een beperkte penetratiediepte, ook wanneer langer dan de aanbevolen 15 seconden wordt geëtst.

3. TE ZWAKKE OF TE STERKE UITHARDING

Bij te zwakke uitharding wordt maar een deel van het bondingmateriaal gepolymeriseerd, waardoor ook gevoeligheid kan optreden. Het is belangrijk dat uw polymerisatielamp krachtig genoeg is om de volledige afstand te overbruggen tussen het uiteinde van de lamp en de bodem van de caviteit. Gebruik krachtige polymerisatielampen met minimaal 400 mW/cm2, of beter nog met meer dan 1.000 mW/cm2.

Ook te sterke polymerisatie heeft zijn nadelen. In een onderzoek uit 2006 (1). werd gekeken naar de dikte van de zuurstofinhibitielaag die ontstond bij de verschillende hoeveelheden licht waaraan de adhesief onder directe composietrestauraties werd blootgesteld. De adhesief werd langer uitgehard dan door de fabrikant was aanbevolen met als resultaat een hogere conversie en een dunnere zuurstofinhibitielaag. Uit het onderzoek bleek dat bij de dunnere zuurstofinhibitielaag sprake was van defecten tussen de adhesieflaag en de composiet en dat een dikke zuurstofinhibitielaag resulteerde in een beterehechting aan de uithardende composiet. Wat kunnen we hiervan leren? Houd u altijd aan de richtlijnen van de fabrikant voor de uithardingsduur.

4. ETSEN VAN DIEPER GELEGEN DENTINE MET FOSFORZUUR BIJ KLASSE-I-RESTAURATIES

Net als bij total-etchmethoden wordt fosforzuur gebruikt voor het etsen van dentine en moet het geëtste gebied worden schoongespoeld en gedroogd. Bij dieper gelegen dentine leidt te sterk drogen van de collageenlaag tot het inzakken van de vezels van de intertubulaire dentine, waardoor de adhesief niet goed kan doordringen in het weefsel. Zoals we eerder al schreven, is dit inzakken van de collageenvezels een van de belangrijkste oorzaken van postoperatieve gevoeligheid. Bij zelfetsende middelen zijn de etsdiepte en de diepte tot waar de adhesief doordringt in de dentine gelijk aan elkaar. Hierdoor wordt voorkomen dat de collageen-vezels inzakken.

5. UITHARDEN VOORDAT ADHESIEF CORRECT IS AANGEBRACHT

Te weinig tijd voor het appliceren van de adhesief kan leiden tot onvoldoende penetratie van het bondingmiddel. Zorg dat het product correct wordt ingewreven en ingeborsteld en dat het in beweging blijft. Het is ook belangrijk om het product uit te blazen met lucht, zodat het oplosmiddel kan verdampen. Als de polymerisatielamp al wordt gebruikt voor het oplosmiddel verdampt is, kan dit leiden tot onvolledige uitharding.